top of page

 

Gemeentelijk basisonderwijs:
Pedagogisch project
Het pedagogische project geeft de kenmerken aan die de school hanteert bij de opvoeding en het onderwijs van de kinderen. De missie en visie die het schoolbestuur, de directie en de leerkrachten nastreven, worden hierin geformuleerd.
Aan het pedagogische project ziet men hoe de school omgaat met de leerlingen en hoe ze het onderwijs organiseert.
Het schoolteam volgt het pedagogische project onvoorwaardelijk op. Van de leerkrachten verwachten we dat ze met de visie in gedachten, een voorbeeld zijn voor de leerlingen. Samen met de ouders kunnen ze naar het pedagogische project teruggrijpen om de waarden, normen en doelen betekenis te geven in het dagelijks leven van de kinderen.
Aan de hand van het pedagogische project werkt de school samen met de ouders (schoolraad, ouderraad) een schoolwerkplan uit. Hierin wordt heel duidelijk beschreven hoe de school de missie en visie in de dagelijkse praktijk invult. Het schoolwerkplan is voortdurend in ontwikkeling. Het kan aangepast worden aan een bepaalde situatie en een bepaalde school.

1. Missie
De gemeentescholen van Beveren bieden kwaliteitsonderwijs aan zodat de leerlingen als harmonisch ontwikkelde jonge mensen met een positief zelfbeeld, gemotiveerd zijn om initiatief te nemen bij het vervullen van hun maatschappelijke opdracht.

​ 

​ 

2. Betekenis voor de klaspraktijk

2.1. Kwaliteitsonderwijs
Om de kwaliteit van het onderwijs te garanderen, volgen we bij de planning van de lessen de leerplannen van de koepelorganisatie OVSG (onderwijs voor steden en gemeenten). Deze leerplannen zijn goedgekeurd door de overheid en zijn opgesteld op basis van de ontwikkelingsdoelen en eindtermen die door de Vlaamse Gemeenschap zijn opgelegd.
De leerkrachten blijven alle leerlingen op de voet volgen op basis van het kleuterobservatiesysteem (kleuterafdeling) en het leerlingvolgsysteem (lager). Hierin komen alle aspecten van de ontwikkeling van kinderen aan bod. Op regelmatige tijdstippen worden met het zorgteam actieplannen uitgewerkt die het mogelijk maken om de leerlingen individueel te kunnen stimuleren in hun ontwikkeling.
Genormeerde toetsen en de eindtoetsen van OVSG helpen ons bij het bewaken van het onderwijsniveau.

2.2. Harmonisch ontwikkelde jonge mensen
Alle leerlingen krijgen kansen om zich in hun totale persoonlijkheid te ontwikkelen. Zowel kennisverwerving, sociale, motorische als emotionele vaardigheden krijgen op een evenwichtige manier aandacht in de klas.
Dit betekent dat de kinderen ongedwongen en ongecompliceerd kunnen leren. Ze leren anderen waarderen voor hun talenten en ze leren hun eigen mogelijkheden ontdekken. Daarbij leren ze ook de eigen mogelijkheden en beperktheden te aanvaarden en leren ze er ook mee om te gaan.

2.3. Positief zelfbeeld
Om leerlingen te laten opgroeien tot gelukkige jonge mensen is het noodzakelijk dat ze zich goed voelen. Het welbevinden en de betrokkenheid tijdens activiteiten is een voorwaarde om tot ontwikkeling te komen. De leerkrachten zorgen ervoor dat alle aspecten van het leren aan bod komen en dat alle kinderen hun talenten kunnen ontdekken en kunnen ontplooien. Alle kleuters en leerlingen moeten succeservaringen beleven zodat ze  kunnen opgroeien met de zekerheid dat ze een positieve invloed kunnen uitoefenen op hun eigen omgeving. Iedereen betekent wat!

​ 

2.4. Gemotiveerd zijn
Motivatie is een voorwaarde om tot leren en tot ontwikkelen te komen. Het spel en expressievormen in de brede betekenis van het woord vormen dan ook het uitgangspunt om de kleuters te vormen. Tijdens de activiteiten krijgen de kinderen de kans om te experimenteren, te verkennen, te ontdekken, zichzelf en de andere te leren kennen. In de lagere afdeling motiveren de leerkrachten de leerlingen vanuit de leerstof. Leerlingen worden gemotiveerd vanuit de inhouden. Daarom besteden de leerkrachten veel aandacht aan het creëren van een krachtige leeromgeving op het niveau van het kind.

2.5. Initiatief nemen
Om het initiatief van de kinderen te stimuleren zoekt men in de kleuterafdeling een evenwicht tussen ontwikkelingsgericht en ervaringsgericht onderwijs.
De ontwikkeling van het kind is de bron. De leerkracht vertrekt vanuit het kind en stimuleert het kind in de zogenaamde zone van de naaste ontwikkeling. Dit betekent dat elk kind individueel benaderd wordt, want geen enkel kind is gelijk.
Vanuit een degelijke observatie geven de leerkrachten activiteiten die aangepast zijn aan het niveau van de kinderen, maar die toch uitdagend zijn om tot een hoger niveau te groeien.
Bij dit alles worden thema’s uit de leefwereld van het kind aangeboden. Ervaringen van kinderen worden verwerkt in de thema’s waarvoor voldoende tijd wordt genomen om die in de diepte uit te werken. Zo kunnen de kinderen zich al doende ontwikkelen.
Ook in de lagere afdeling krijgen de leerlingen kansen om zelf initiatieven te nemen. Ze worden aangemoedigd om het leren zelf in handen te nemen. Samen leren en leven krijgt een bijzondere betekenis. Leerlingen leren immers van en met elkaar. De leerkracht is begeleider en coach bij het leerproces.

2.6. Maatschappelijke opdracht
De maatschappij investeert veel in onderwijs, maar verwacht ook veel van het onderwijs.
Kinderen die als jongvolwassenen in het echte leven stappen, moeten in staat zijn om verantwoordelijkheden te nemen en te dragen. Ze moeten op een zelfstandige manier kunnen functioneren en ze moeten zich flexibel t.o.v. zichzelf en anderen kunnen opstellen.
Onze school wil hen voorbereiden om die moeilijke, maar uitdagende taak naar behoren uit te voeren.

​ 


3. Voorwaarden om deze missie te verwezenlijken

3.1. Ruimte
a.  Leerkrachten richten hun klas in zodat de kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen. Aangezien het spel en de expressievormen twee belangrijke pijlers zijn, moeten kinderen ook de mogelijkheden hebben om daar echt gebruik van te maken. Het lokaal, dat ruim genoeg is, biedt mogelijkheden om te experimenteren en te verkennen. In de lagere afdeling worden de methodes gekozen in functie van de mogelijkheden die aan de leerlingen worden aangeboden. De methodes zijn kindgericht, hebben een goede structurele opbouw en dagen kinderen uit. Ze bieden de kans om kinderen individueel of in groep te laten werken.
b. Elke school beschikt over een comfortabele sportzaal waarin de kinderen tijdens gerichte sportlessen op ontdekking kunnen gaan. Al spelend ontdekken ze de mogelijkheden en beperktheden van hun lichaam. Beweging krijgt dan ook een belangrijke plaats in de activiteitenkalender.
c. De kleuterafdeling en de lagere school zijn geen aparte entiteiten. We geven kansen aan kinderen om zich te ontwikkelen in de basisschool. Leerkrachten van de kleuterafdeling en de lagere school zijn bezorgd om het welbevinden van alle leerlingen.
Ook op het niveau van de leerlingen werken we niveauoverstijgend. Leerlingen van de lagere school tonen hun projecten aan de kleuters en omgekeerd. Als school vormen we één grote familie waarin iedereen aandacht heeft voor elkaar.
d. Op de speelplaats krijgen de kinderen de kans om zich verder te ontwikkelen in het spel. De school zorgt voor opvoedend spelmateriaal en voor een aangename en ruime speelplaats.

3.2. Tijd
Leerkrachten nemen tijd om de thema’s en lessen op een rustige manier uit te diepen.
Een overzichtelijke planning maakt het mogelijk om ervoor te zorgen dat alle ontwikkelingsdoelen/eindtermen aan bod komen. De rust die hierdoor wordt gecreëerd, geeft de mogelijkheid om kinderen individueler te ondersteunen.

3.3. Kleine groepen creëren
a. Door nauw samen te werken met het zorgteam zorgen de leerkrachten ervoor dat kinderen op een gedifferentieerde manier worden benaderd. In kleine werkgroepen krijgen de leerlingen veel extra aandacht en is het mogelijk om de leerlingen nauwgezet te observeren.
b. Ook klasoverstijgende activiteiten helpen om extra ondersteuning te bieden aan de kinderen.

​ 

3.4. Variatie in materiaal
a. Poppenhoeken, winkeltjes, constructiematerialen, puzzels, muziek, knutselmateriaal, prentenboeken, moderne methodes, didactische hulpmiddelen… die op het niveau van elk kind worden aangewend,  zijn onmisbaar in elke klas. De kinderen kunnen in het spel, door imitatie van de volwassenen, zichzelf ontplooien.
b. De leerkrachten zorgen voor een uitdagende leeromgeving. Regelmatig verandert het aanbod zodat de materialen aansluiten bij de thema’s en zodat ze aangepast zijn aan het niveau van de kinderen.

3.5. ICT
a. De leerlingen moeten voorbereid zijn om de snelle vernieuwingen op het gebied van technologische ontwikkelingen te volgen. Ze zien ICT-materiaal als hulpmiddel in het leven en ze gaan er op een creatieve en speelse manier mee om.
b. Nieuwe programma’s gebruiken, zien ze als een uitdaging. De school blijft de technologische evolutie volgen en stimuleert het gebruik van ICT-apparatuur in de dagelijkse lespraktijk.

3.6. Exploreren
a. Harmonische vorming leidt ertoe dat de wereld in de ruime zin van de betekenis moet worden verkend. De kinderen moeten zich kunnen oriënteren in de wereld. Daarom is het noodzakelijk om die wereld, ook buiten de schoolmuren, te ontdekken en te verkennen.
b. Culturele activiteiten, sportactiviteiten en didactische uitstappen zijn belangrijke instrumenten om de ontwikkeling van de totale persoonlijkheid te stimuleren.


4. Hoe realiseren de leerkrachten dit ontwikkelingsproject?

4.1. In de klas
a. Leerlingen worden voortdurend aangemoedigd en positief gewaardeerd.
b. Ze krijgen de kans om op een rustige manier met materialen en met elkaar om te gaan: op die manier geven de leerkrachten een gevoel van geborgenheid en veiligheid.
c. Leerkrachten zijn voorbeelden voor de kinderen: door hun “zijn” tonen ze aan de kinderen hoe ze respectvol kunnen omgaan met zichzelf, met teamleden, met ouders, met de klasgenoten en met alle personen binnen, maar ook buiten de school. Het enthousiasme van de leerkrachten slaat over op de kinderen. Ze slagen erin om kinderen mee te nemen in hun leefwereld en om hen ontdekkend te laten leren.
d. De leerkrachten hebben een luisterend oor voor de kinderen. De boodschap van de leerlingen wordt ernstig genomen. De leerkrachten zijn ontvankelijk en nemen tijd voor de gevoelens van de kinderen.
e. Bij de activiteiten ligt de aandacht vooral op het proces. De leerkrachten dagen kinderen stapsgewijs uit om planmatig te leren denken en om zonder remmingen creatief te kunnen omgaan met materialen. Het eindproduct krijgt de nodige aandacht, maar is niet het belangrijkste. Dit betekent dat de kinderen niet allemaal dezelfde producten zullen afmaken.

4.2. Speeltijd
a. Als het spel een basispijler is, is de pauze natuurlijk een belangrijk moment van de dag. Tijdens het spel leren kinderen met elkaar omgaan. De leerkracht speelt ook hier een belangrijke begeleidende rol. Hij observeert en stuurt bij waar nodig.
b. Conflicten worden gezien als kansen om sociale vaardigheden te ontwikkelen. Leerlingen leren grenzen aanvaarden en ze leren ook omgaan met opmerkingen of reacties.  De speelplaats is een ideale ruimte om de assertiviteit en de persoonlijkheid van kinderen te versterken.

4.3. Gezondheid
a. Onze school besteedt bijzondere aandacht aan het algemeen welzijn van de kinderen.
Van de ouders verwachten we dat ze ons gezondheidsproject mee ondersteunen zodat bewegen, sport en spel, hygiëne, slaapgewoonten en gezonde voeding natuurlijke opvoedingselementen voor onze kinderen zijn.
b. Een gezonde levenshouding leidt tot een positieve ingesteldheid en helpt het algemene welbevinden te bevorderen.
c. De school heeft een gedetailleerd gezondheidsbeleid uitgewerkt.

5. De samenwerking met de ouders
Ouders zijn welkom op school en de school verwacht van de ouders  een minimale contactbereidheid. De samenwerking tussen de ouders en de school berust op vertrouwen. De school en de ouders zijn opvoedingspartners die met de inhoud van het pedagogische project voor ogen, dezelfde normen en waarden nastreven bij de kinderen.
De school is ervan overtuigd dat een goed contact tussen ouders en leerkrachten de ontwikkeling van de kinderen positief stimuleert. Het is dan ook belangrijk om in open dialoog en in wederzijds vertrouwen respectvol afspraken te maken over de ontwikkeling van de kinderen.
Overlegmomenten kunnen zowel formeel als informeel worden georganiseerd.

 

Pedagogisch project
bottom of page